PANISCH GEDICHT
“Een mooie, jonge vrouw komt binnen.
Ze heeft een heldere, intelligente blik, doch iets terughoudendst in haar voorkomen. Ze blijft staan en Aruna moet haar expliciet uitnodigen om te gaan zitten.
Op Aruna’s vraag wat haar hier brengt, trekt een zweem van schaamte over haar gezicht.
De vrouw zwijgt en blijft zwijgen.
“Wat is het moeilijk voor jou om te praten.”
Ze knikt en lijkt iets te ontspannen om zich dan volledig af te sluiten.
“Ik geef je nog even tijd om toe te komen.”
Aruna is gewend dat mensen na een tijdje bij het vuur zitten wat ontdooien. Deze vrouw lijkt echter hoe langer hoe meer te bevriezen.
“Je komt naar hier om me iets te vertellen. Hoe langer je hier bent, hoe meer je verstart in paniek.”
Ze reageert niet.
“Het onzegbare valt niet zomaar te verwoorden. Je mag van mij rustig bij het vuur blijven zitten, tot je tijd om is.”
De vrouw kijkt onrustig naar de deur.
“Als je wil mag je ook nu al vertrekken.”
De vrouw staat meteen op.
“Zou je tegen de volgende afspraak een verhaal of gedicht willen schrijven of een tekening maken?”
Ze knikt.
“Volgende week zelfde dag, zelfde uur? ” vraagt Aruna.
Weer een korte knik, ze verdwijnt snel.
Zou ze terugkomen?
Ze komt, geeft haar gedicht en gaat aan het vuur zitten terwijl Aruna leest.
PANISCH GEDICHT
I
Moeders naaldhakken
aan wankele voeten
poeder maskeert
de kindersproeten,
bleke wangen
nog donzig zacht,
roze lippenstift
aarzelend aangebracht
Ogen wijd open
de sleutel in het slot
schuw staat ze op
vol bange verwachting
ruw veegt hij haar weg
snauwt vol verachting:
“Waar is die slet?”
“Moeder is al naar bed.”
Hij bonkt de trap op
spuit gif in zijn vrouw
alleen in het donker
hij kent geen berouw.
II
Kloppende slapen
roerloos in bed,
gespannen hijgen
zijn sluipend tred.
Een hand op haar dij
glijdt ijzig
naderbij.
Zijn bronstige mond
knakt met een schreeuw
een roze tepel,
de broze knop
nog nauwelijks ontloken
wrikt hij haar open.
Ze bloedt
voor het eerst.
III
Naakt, blank
ongenaakbare rots,
ze huilt zonder klank
in een pose van trots,
het gelaat egaal
uitgevlakt verdriet,
‘doe maar, ik ben niet.’
Verholen trilling
in weerloze benen,
wie wil,
kan haar nemen.
Als men haar berijdt
blijft ze op afstand,
ze laat begaan
zonder verwijt.
De vrouw durft Aruna niet aankijken tot deze vraagt:
“Doe je het nog steeds, je lichaam weggeven om het pijnlijke verlangen van een man te stillen.”
Ze knikt en ze glimlacht. Voelt zich gezien en kan zich iets ontspannen.
Aruna merkt dat dit voldoende is voor vandaag.
“Volgende week, zelfde dag zelfde uur?”
Ze kijkt haar nu aan met die heldere, intelligente blik, knikt en verdwijnt.
Aruna haalt opgelucht adem. Het smeltproces is begonnen.
HET LIED VAN ROZEMIEKE
DESTRUCTIEMATERIAAL
JE ZELF VERTROUWEN
STERVEN
De eerste vrouw
OERVERLANGEN
DE DIEPTE NEMEN
AFSCHEID OVER DE GRENS
DE OOIEVAAR
GESLAGEN
AARDVADER
DE DROOM AANNEMEN
AFRIKAANSE HUT
DE ZAADGEVER
MOEDER ZIJN
GELE WOLVENOGEN
een hap uit de maan
het moeras
ménage à trois
verloren lopen
GEVOELIG EN GEWETENSVOL
DRIE ZUSSEN
VERGEVEN
geboren worden
VOORGAAN
L’arbe
hartklem
VADER
WEES ECHT EN NIET VERLEGEN
incarneren
MONARKENGRAF
DE ARMEN VAN DE DOOD
de ontheemden
AFSCHEIDSBRIEF
GEKERFDE HANDEN
de tijger
de moedergroep
ooievaarsvrouw
DE KRING SLUITEN
MENSWORDEN
GEBOORTEDAG
EEN DRUPPELTJE MEDICIJN
IN DE VIS
ELF MANNEN IN DE WOESTIJN
Grot
GEVANGEN
MIJN ZUSJE
HEILIGE NACHTEN
DE WATERPUT
mishandeld
GESPREK MET EEN OUDERLING
GEDRAGEN DOOR ILMBJÖRK
hongersex
DE MOED DER WANHOOP
GOUDIEP
HEIMWEE
KEUKENHANDDOEK
MIJMERINGEN BIJ EEN ZIEK VEULEN
HENGSTENDANS
IJSKOUD
REEBOK IN DE WEI
Oude man
GEBROKEN
MIJN ZOON
PAARDENKLANKEN
Ik ben een steen
op verhaal komen
moleculendroom
Liefde
ZOMERDROMEN
IK ZIE HET HARTJE KLOPPEN
De voetwassing
Hoe ik meter word van een ongeboren kind