OP VERHAAL KOMEN
Gespannen komt ze aan, op haar hoede, de lippen samen geperst, haar ogen flitsen heen en weer. En toch ziet ze niets, ze ziet Aruna niet eens staan.
Die roept “Hallo!”
De vrouw schrikt.
Aruna stapt rustig op haar toe.
“Hallo, ik ben Aruna. Zullen we buiten zitten?”
De vrouw knikt ja en zegt nee.
“Kijk, daar onder het bladerdek van de oude wilg zitten we beschut.”
Aruna heeft de takken van de wilg tot een afdak gevlochten. De knoppen zien al groen.
“Jij bent Diana?”
Ze knikt.
“Wat brengt je hier Diana?”
Ze zwijgt, Aruna geeft haar even tijd.
“Ik zoek iemand om mijn verhaal te doen. Ik heb horen zeggen dat je tegen jou alles kan zeggen.”
“Welkom met je verhaal Diana.”
Schaamrood stijgt haar naar de wangen. Ze wordt nu heel stil.
“Is het juist wanneer ik zeg dat er iets is waar je je heel diep over schaamt en dat toch verteld wil worden?”
Ze knikt, tranen springen in haar ogen.
Het wordt nu heel stil.
“Neem maar tijd om je innerlijk te verbinden met je verhaal, dan zullen de woorden welkom.”
De tranen blinken in haar ogen..
Aruna is blij dat ze onder de oude wilg zitten.
“Mijn zoon is gestorven.”
Ze begint nu te snikken.
Het gaat door merg en been.
En het is meer dan verdriet, er is ook een mengeling van onschuld en diepe schaamte.
“Vertel maar Diana.”
Een woordenvloed komt naar buiten.
Haar zoon was fysiek en mentaal gehandicapt. Kort na zijn geboorte heeft de vader hen verlaten. Ze wisten al vroeg tijdens de zwangerschap dat hij anders zou zijn. Vader wou abortus. Zij kon het niet. En toen hun zoon geboren werd, wist vader: ‘Ik kan dit niet.’ En hij vertrok.
Ze wist dat haar zoon waarschijnlijk niet lang zou leven. Hij is drieëndertig geworden en dan gestorven aan een longontsteking met hartfalen.
De vrouw kijkt nu ver weg, over de vijver heen, tot in de hemel.
“Waar schaam je je zo voor?”
“Ik weet niet of ik me schaam. Of toch wel. Ik weet het niet.”
Er valt een stilte. Aruna wacht.
“Ik heb alleen voor hem gezorgd. Dat vroeg veel. Maar ik wist dat ik hem niet lang bij mij zou hebben, en wilde er de tijd die hij op aarde had helemaal voor hem zijn.”
Weer kijkt ze ver weg over het water. Het wordt zo stil dat het lijkt of ze er niet meer is. Plots haalt ze met een schok diep adem.
“Het was zwaar, en ik vond het heel fijn om bij hem te zijn. Hij was heel lichamelijk. Hield ervan om geknuffeld te worden en om te knuffelen.
In zijn puberteit ontwaakte zijn seksuele drift. De buren, die altijd heel vriendelijk waren, kwamen reclameren dat hij zich stond af te rukken in de tuin.
Ik ontwikkelde een zesde zintuig dat waarnam wanneer zijn seksuele drift zich opbouwde. Ik was bang dat ze hem van me zouden afnemen. Als ik voelde wanneer die drift opkwam, hielp ik hem om zich te masturberen, zich te ontladen. Dat vond hij fijn.
Maar op den duur was dat niet meer genoeg. Ik trok hem op mij zodat hij zich in en op mij zou ontladen.”
Ze kijkt nu angstig naar Aruna.
“Lieve Diana, wat moederliefde dragen kan… Ik denk dat het verder ging… Ik denk dat jij hem niet alleen op jou trok, ik denk dat hij zich soms ook radeloos op jou stortte…”
Ze knikt en begint te huilen. Haar pijn gaat door merg en been.
Aruna zou haar in haar armen willen nemen, maar vreest dat dit te intiem kan zijn voor Diana.
“Wat ben je eenzaam geweest, dat je dit met niemand kon delen en dit alleen moest dragen.”
Haar lijf schokt van het snikken.
“Dank je wel voor je verhaal. Je getuigt van veel moed om dit te komen vertellen.”
“Ik kon niet anders, ik moest bij iemand op verhaal kunnen komen.”
“Het is me een ware eer dat ik die iemand mag zijn.”
Diana kijkt verbaasd, staat op en wil vertrekken.
“Dank je wel. Ik moet nu gaan, ik wilde enkel op verhaal komen.”
“Lieve Diana, weet me te vinden, als je er verder over wil praten.”
Ze knikt en wil verdwijnen.
Aruna is ongerust en legt een hand op haar arm.
De vrouw huivert.
“Lieve Diana, ik leg mijn hand op je arm en heel je lijf gaat in shock.
Je lijf heeft heling nodig, moet terug helemaal van jou worden. En je ziel moet vrede vinden met wat er gebeurd is. Zullen we samen even naar de paarden wandelen?”
In de weide staat een bankje waar ze even gaan zitten.
Vinur, een vriendelijke paard dat ongeneeslijk ziek is, en nog vol leven zit, komt meteen naar hen toe. Diana legt haar hand tegen zijn hals. Ilmbjörk, de moeder van de kudde, komt bij hen staan.
De stress trekt uit Diana haar lijf, er komt rust in haar ogen.
De weg naar heling is begonnen.