MOLECULENDROOM
Een jonge meisje vraagt Aruna of ze mag langs komen om een droom te vertellen. Ze noemt hem de moleculendroom.
Ze oogt wat schuchter en spreekt wat aarzelend. Al snel neemt de opwinding het over.
Alles is wazig, zwakkere en sterkere lichtgevende kleuren bewegen razend snel door elkaar. Alles is één chaos, er is niets duidelijks. Ik ben mee die kleuren, of ben ik eerder de geest van het doorzichtig medium rond en tussen die vlekken? Ik heb geen normaal denkvermogen maar wel een vaag besef van bewustzijn. Het gaat door en door. Een lichte zoem is het klankeffect.
Mijn besef duikt weer onder in de wirwar van kleuren en vormen, groen, blauw, roos… ik onderga… andere droom.. onderga…
Ik ben terug in de sfeer, de kleuren zijn nog chaotisch maar er begint een heel lichte structuur te dagen. Ik kan er geen begin of eind aan knopen maar er ontstaan iets grotere vormen, wazig en doorschijnend. Het is iets minder druk maar ik kan nog niet handelen. Gewoon mee zijn, zonder vaste vorm. Ik heb geen lichaam, ik ben geest en sluimer door materie. Of ben ik mee al dit, zo voelt het eerder aan, ik ben deel van alles terwijl ik toch alles ben.
Mijn bewustzijn ebt weer weg, je kan het vergelijken met een sluimerslaapje. Ik ben bijna niet meer aanwezig maar ik los toch niet helemaal op. Leegte, niets, geen besef.
Ik denk aan het ontstaan van de wereld, hoe het uit moleculen is opgebouwd.
Ik ben weer aanwezig. Roze vlekjes beginnen zich samen te voegen, er ontstaan patronen. De chaos is aanzienlijk minder. Er ontstaat stilaan een gevoel van ik-zijn maar ik heb nog geen lichaam. Ik wil bijdrage leveren aan dit geheel maar het lukt me niet. Ik zit vol capaciteiten en ideeën, maar er kan niets uitkomen. Zou je wel iets kunnen doen als je geen lijf hebt?
Gezoem, frustratie, ik leg me erbij neer en duik onder in het niets zijn. Later kom ik misschien terug boven, als ik meer mogelijkheden bezit. Hoewel, die bezit ik nu al. Dan komen ze er misschien beter uit. Ik laat me oplossen, een verdwijning in het alles.
Ik breng mijn doorzichtige moleculen terug samen, het gebeurt automatisch. Ik zie dat de roze vlekjes nog aan het samenvoegen zijn, door eigen of andermans kracht. Ik zit vast tussen twee gevormde kleuren: roze wolkjes en blauwe staafjes. Ondertussen ben ik in staat om met mijn onzichtbare vingers materievlekken aan te raken. Vreemd. Ik heb geen lichaam maar kan toch voelen. Ik breng twee blauwe staafjes samen en het dringt door mijn huidporiën die er niet zijn. Ik voel nat.
Mijn tentakels beginnen sneller en sneller te bewegen. Ik heb een techniek gecreëerd en ik ben er goed in. Ik pluk met een ongelofelijke behendigheid blauwe staafjes uit de lucht en voeg ze samen. Het geeft een bevredigend gevoel.
De wereld wordt gevormd door minuscule vlekjes die elkaar vinden. Het blauw is bijna volledig. Ik draag bij tot het samenbrengen van de groene en gele vormen. Het is niet moeilijk meer, het is normaal. Het grootste werk is gedaan maar ik blijf me mee inzetten tot alles samen is. Er komt nooit een eind aan. Vlekjes komen terug van elkaar los maar worden op tijd weer samengevoegd, je blijft nieuwe vlekjes ontdekken. Dit kan alleen maar door attentie. Je kan het niet laten, je moet er oog voor hebben, het is een taak zonder einde.”
Aruna luistert ademloos.
“Wat een bijzondere droom. Heb je enig idee waarover hij gaat?”
Het meisje wordt nu heel verlegen.
Aruna zegt: “Ik denk dat je het weet.”
“Het is zo wonderlijk dat ik het niet durf zeggen. Weet jij het?”
“Ik heb wel een idee, maar ik wil het eerst jou horen zeggen.”
Nu flapt ze het er snel uit.
“Ik denk dat ik bezig ben mijn eigen cellen of genen of hoe ik het ook moet noemen, te ordenen. Ik denk dat ik mee help de basismoleculen van mijn lichaam te ordenen nog voor ik een lichaam heb.”
Er trekt een zindering door Aruna’s lijf.
“Ja dat denk ik ook.”
“Maar dat kan toch niet. Iedereen verklaart me gek.”
“Ik heb geleerd de dromen voor waar aan te nemen. Ze ontsluieren de werkelijkheid.”
“Kan ik dat echt?”
“Je bent niet de enige, maar velen laten dit niet toe, ontkennen hun droomwerkelijkheid, die staat soms haaks op ons positief wetenschappelijk denken. Maar dat hoeft helemaal niet. Het gaat perfect samen.”
“Ik wil arts worden. Ik wel hier meer over te weten komen. Ik kan niet geloven dat ik dit gedroomd heb.”
“Dat zou een zegen zijn voor de geneeskunde. Ik ken een arts embryoloog die hier heel veel over weet. Zal ik je met hem in contact brengen?”
Haar wangen kleuren rood van opwinding.
“Wil je dit echt doen?”
“Ja zeker.”
“Ik kan het haast niet geloven.”
“Dank voor het vertrouwen om je droom met mij te delen. Hij is echt heel bijzonder.”
Al kwebbelend en vol verwachting neemt het meisje afscheid.
Aruna is blij, blij dat een jonge generatie klaar staat om meer werkelijkheid toe te laten
en laat haar stem klinken over de vijver, vogels schrikken op en landen met een grote bocht terug op het water.