Een mooie man.
Een wanhopige man.
Hij wordt door zijn vrouw vernederd en fysiek mishandeld.
Als hij durft op te stappen, dreigt ze hem aan te geven voor seksueel misbruik van zijn kind.
Wanneer ze hem slaat, weigert hij terug te vechten. Hij wil zijn dochtertje van vijf niet verliezen. Wil haar niet mee trekken in de mallemolen van beschuldigingen en onderzoeken.
Hij is bang.
Aruna vraagt hem of het mogelijk is om samen te komen.
Hij had haar al regelmatig voorgesteld. Ze weigerde, met haar is niets mis, hij is degene die niet deugd.
Aruna duikt even mee in zijn wanhoop: als hij zich verweert tegen haar agressie, wordt hij beschuldigd van seksueel misbruik.
Het is even stil. 
Ze raadt hem aan een advocaat te raadplegen, die hebben weet van de juridische consequenties die dergelijke aantijgingen met zich meebrengen.
Hij schudt zijn hoofd en kijkt haar dan vlak aan.
“Ik heb geen advocaat nodig, ik heb in de eerste plaats iemand nodig die me gelooft. Ik ga onder als mensen naar me kijken als iemand die zijn dochter misbruikt.”
“Hebt ge goede vrienden?”
Hij knikt.
“Dan moet ge al uw moed verzamelen om minstens één van hen in vertrouwen te nemen.”
Hij kijkt Aruna recht aan. “Vertrouw jij me?”
Ze komt in een soort gewetensconflict. Het is de eerste keer dat ze deze man ziet. En dan toch, iets, ze weet niet wat, doet haar knikken. “Ja, ik vertrouw u.”
Tranen glanzen in zijn ogen.
“Dank je.”
“Als ge me echt wil danken, dan moet ge minstens één vriend in vertrouwen nemen.”
“Wie gaat mij geloven? Ze is voor ieder de mooie, lieve, intelligente vrouw.”
“Wat gebeurt in uw gezin is niet leefbaar. Ge moet stappen zetten. Niet alleen voor uzelf, ook voor uw dochter.”
Wat stug neemt hij afscheid.

De volgende afspraak vertelt hij geschokt dat zijn vrienden al op de hoogte waren van haar aantijgingen. Ze was al bij hen haar beklag over hem gaan doen. Ze hebben het voor hem verzwegen om hem niet te kwetsen.
“Hoe was dat voor u om te horen ?”
“Ik voelde me verraden. Voel me nog steeds verraden.”
“Wat maakt dat ze het verzwegen hebben?”
“Ze wilden me niet kwetsen, maar juist het verzwijgen kwetst me.”
“Hebben ze aan uw onschuld getwijfeld?”
Hij schudt zijn hoofd. “Neen, en ik geloof hen ook. Ze kennen mij.”
“Kan je daar ook dankbaar voor zijn?”
Hij knikt, ja.
“Ik had niet zo bang mogen zijn dat ze me niet zouden geloven. Ze zijn mijn vrienden, ik had hen had hen moeten vertrouwen. Ze steunen me. Hebben samen een goede advocaat gezocht.”
“Hebt ge al contact met hem genomen?”
“Ik ga volgende week naar hem toe.”

Meer dan  een jaar later komt de man terug langs. De echtscheiding is bijna rond.
Hij komt haar bedanken voor haar vertrouwen in hem en voor de goede raad. Zonder haar had hij nooit zijn vrienden in vertrouwen genomen en de stap naar een advocaat gezet.
Hij heeft een goed huis kunnen huren. Zijn dochter woont nu om de week bij hem. Ze hebben het goed samen.

Aruna laat zich drijven op het water en kijkt naar de wolken. Ze is droef, wat kunnen mensen elkaar aan doen. En ook geraakt door het vertrouwen van deze man en de eenvoud van hun gesprekken, twee ontmoetingen en de patstelling kwam in een helende beweging.