MENSWORDEN

       

 oorsprong van het verhaal, het wonder van de éénwording, de taal van het embryo

Christophe stuurt Aruna een tekening rond een foto van een gevonden schedel, een ree.
De tekening roept veel op, brengt haar bij een weten… een woordeloos weten… als ze er woorden aan wil geven trekt het weten zich terug.
De foto roept dromen op die haar verteld werden. Eén in het bijzonder, van een stille man. Tijdens de bijscholing ’Het wonder van de éénwording’.
Het éénworden eicel en zaadcellen, van man en vrouw, van lichaam en geest.
Hemel en aarde.
“Ik wandel in de woestijn en draag de zygote in mijn hand. Er komt een grote statige kameel naar me toe. Hij neemt de zygote met zijn lippen uit mijn hand en wandelt weer weg.”
Hij is al vaak in de woestijn geweest, het is thuiskomen, thuis bij de kamelen.
In Nederland, zijn geboorteland loopt hij verloren.
Aruna zegt: “Als ik je in de groep bezig zie lijkt het of je steeds naast je zelf loopt.”
Dat herkent hij.
Hij is lang stil  voor hij spreekt: “De kameel bezoekt me vaak, Aruna, en hij blijft het voor me doen met blijkbaar eindeloos geduld. Het voelt als verduren tot ik gebaard wordt door de kameel. Het is zo moeilijk om thuis te komen bij de mensen.”
Ze oppert: “De kameel draagt jouw zygote. Jij hoeft er niets voor te doen, enkel je te laten dragen. Zo kan je incarneren, jezelf worden.”
Ze ziet hoe zijn hoofd haast onmerkbaar knikt, een beweging die vaak ontstaat wanneer mensen in hun wezen geraakt worden, dan zakken ze in hun lijf , incarneren… komen op aarde … tussen de mensen.
Ze geeft het proces nog even tijd zegt dan: “Welkom tussen de mensen.”
Ze vraagt hem de groep rond te kijken en hun ontroering toe te laten.
“Dank je wel.”
Zijn ogen worden vochtig.

Aruna draagt een gedicht voor van Rumi.
Een gedicht dat  de vermaarde embryoloog dr. Jaap van der Wal voorleest  tijdens zijn cursus ‘De taal van het embryo’.
De cursus verbindt je aan de hand van de morfologische  ontwikkeling van het embryo laat meebeleven hoe het embryo verschillende bewuszijnsstadia doorloopt: steenbewuszijn, plantbewustzijn, dierbewustzijn tot het mensbewustzijn…
Een gedicht over (re)incarnatie en toekomst.

Keer op keer ben ik al gegroeid, net als gras (net als een gewas).
Zeven honderd en zeventig verschijningsvormen (mallen) heb ik al ervaren.
Uit het minerale ben ik gestorven en werd plant
en uit mijn plant-zijn stierf ik en werd dier.
Ik stierf uit het dier-zijn en mens-zijn viel mij ten deel.
Dus waarom zou ik bang zijn op opnieuw te sterven?
De volgende keer zal ik sterven en vleugels groeien (ontwikkelen) en veren,
net als de engelen.
Daarna zal ik opstijgen, hoger nog dan engelen.
Wat je je niet kunt voorstellen, ik zal het ooit eens zijn (worden).