L’ARBE
Oorsprong van het verhaal: gesprek
Helena, een opvallend mooie, vrouw komt op gesprek.
Ze kijkt Aruna strak aan. Haar gezicht lijkt uit steen gehouwen, haar intelligente ogen getuigen van leven.
“Ik kom over mijn moeder praten.”
“Welkom. Altijd fijn als dochters over hun moeder komen praten.”
Er komt een bittere trek om haar mond: “Ik heb haar vijftien jaar niet gezien en nu is ze dood.”
“Dat is hard.”
“Ja, ik ben hard.”
“Dat bedoel ik niet. Geen afscheid kunnen nemen is hard.”
“Je kent haar.”
Aruna kijkt haar vragend aan.
“Ze is ooit bij u geweest. Vijftien jaar geleden. Ze voelde zich zo gezien door u. Toen heb ik alle contact verbroken.”
Aruna schrikt: “Het spijt me zeer dat ik deel ben van de breuk tussen u en uw moeder.”
“Dat ben je niet. Ik wou haar niet zien, niet zien in wie ze was. Ik wil haar leren kennen.”
Haar gezicht verzacht.
“Hoe heet je moeder?”
“Marina.”
Aruna denkt diep na.
“Ik herinner me een Marina, maar die moet jonger geweest zijn. Jij lijkt me nu begin 40 en het is vijftien jaar geleden dat ze hier was.”
“Ze noemde zich L’arbe. Ik schaamde me voor een moeder die zich L’arbe noemt. Voor haar was dat haar echte naam. Ze voelde zich verbonden met bomen.”
Haar ogen worden vochtig.
“L’arbe. Ik herinner me haar. Ze is hier slechts één keer geweest. Een buitengewone vrouw. Ze was echt verbonden met bomen.”
Het uit steen gehouwen gezicht komt verder tot leven. Verbittering en ontroering strijden met elkaar.
“Kan je me meer over haar vertellen? Kan je me helpen haar te aanvaarden in wie ze was, wou zijn…ik weet het niet. Kan je me helpen van haar te houden?”
“In je vraag schuilt zo veel liefde voor je moeder. En ja, het is moeilijk leven met een moeder die zo anders is. En dat wist ze. Ze nam het je niet kwalijk.”
Er rolt nu één traan over haar wang.
“Wil je me over haar vertellen?”
“Kan jij mij over haar vertellen?”
De dochter schudt haar hoofd
Aruna denkt even na:
“Ja, ik denk wel dat ze dat fijn zou vinden. Bij leven zou ik haar om toestemming vragen. Maar als ik me nu met haar verbindt, ja, dat zou ze fijn vinden.”
“Zoiets zou zij ook kunnen gezegd hebben. Je verbinden met een dode.”
“Het is vijftien jaar geleden. Ik kan je enkel zeggen hoe ze in mijn herinnering is blijven leven.”
Aruna neemt even de tijd om de herinnering vol te laten worden, vol met de energie van L’arbe. En begint dan zoekend te praten.
“Ze voelde zich eenzaam. Haar verbinding met bomen ging heel ver, voorbij de aardse tijd, voorbij de splitsing tussen hemel en aarde. Haar leven speelde zich niet af in de chronologische tijd maar in de eeuwigheid. Ze wist zich een vertolker van de wijsheid van bomen en kon daar heel zinnig over vertellen. Wat ze juist vertelde weet ik niet meer. Misschien komt dat wel terug nu we ons zo met haar verbinden.”
“Ik voel me terug boos op haar worden als je zo praat.”
“Wat maakt je hierin boos.”
“Haar verhalen en jij die haar verhalen aanneemt, alsof het allemaal echt is.”
Haar trillende kwaadheid heeft de verstening in haar gelaat nu helemaal gebroken. Stilaan wordt haar gezicht zachter en krijgt haar droefheid ruimte.
“Er is maar één manier om je moeder te leren kennen en dat is haar aannemen in wie ze is.”
“Heeft ze ook over mij gesproken, over onze breuk?”
“Jazeker, nu je het vraagt komt het me weer helder voor de geest.”
Aruna laat Helena nog wat tijd om tot zichzelf te komen.
Helena knikt, Aruana vertelt.
“Ze kon je kwaadheid goed verstaan, en zei dat ze ook alleen maar kon zijn wie ze was, L’arbe.”
Traan per traan rolt naar beneden.
“Vertel ik je verder wat ik me nog herinner?”
Ze knikt.
“ Ze hield heel veel van haar kinderen en kleinkinderen. Ze voelde zich een boom die zijn armen spreidde waaronder ze zich geborgen voelden, een boom waarin ze konden klimmen of waar ze zich achter konden verstoppen en lachend terug tevoorschijn komen, een boom die hen vervulde met een zacht ruisende energie… L’arbe…”
Helena kan nu voluit snikken.
“Ja, ze was een boom waarin we konden klimmen, waarin we ons veilig voelden… wat was ik boos op haar omdat mijn kinderen zo aan haar hingen, het leek alsof ik niet te bieden had…”
“Moeder zijn is heel kwetsbaar.”
“Ben jij moeder?”
“Nee, en ik heb weet van de kwetsbaarheid van moeders. Je zou hen alles willen geven en dat kan niet.”
“Ik heb hen hun grootmoeder ontzegt.”
“Zo ervaarde L’arbe het niet. Zij had hen voldoende van haar boom-energie gegeven en wist dat ze een stap opzij moest doen om jou meer ruimte te geven. Het was een wijze vrouw.”
“Ik had nooit met haar mogen breken.”
“Lieve Helena, wat je zegt is als verzuchting waar. En weet dat je moeder niet in de chronologische tijd leefde maar in synchroniciteit. En zo ben jij bij mij gekomen en is de liefde voor je moeder weer ontwaakt en kan ze doorstromen naar jouw kinderen die door haar met de boomenergie verbonden zijn, om het met haar woorden te zeggen. En ja , ze was ook verdrietig om jullie niet meer te zien, daar mag je om huilen, maar liefde kent zijn sluipwegen en heeft zijn jullie altijd verbonden.”
“Dank je wel. Nu weet ik haar droomenergie stroomt ook in mij, zo ben ik opgegroeid.”