GEBOREN WORDEN
Oorsprong van het verhaal: opstellingen bij de paarden
Een vrouw van middelbare leeftijd komt naar de opstellingen bij de paarden. Ze wil een droom vertellen die haar tranen roept, al kan ze niet huilen.
Ik draag een klein boeleke in mijn armen, het kijkt me aan met helderblauwe ogen en zingt een liedje. Iemand zegt: ‘Dat kindje zal veel logopedie nodig hebben.’
Aruna vraagt of ze zich het liedje ook herinnert. Ja, het is een liedje dat ze zingt voor de baby’tjes op haar werk, ze werkt op neonatologie.
“Wil je het voor ons zingen?”
“Eigenlijk kan ik niet zingen en ik ken maar één liedje, een liedje dat mijn moemoe zong het voor al haar kinderen en kleinkinderen als ze ontroostbaar waren.”
“Zou je het toch voor ons willen zingen, zoals je het voor de babytjes op uw werk zingt.”
Met breekbare stem zingt ze teder het liedje.
‘Klein klein jezuke, ach heb je zulke kou, kom in mijn harteke wonen en maak u daar een schouw, we zullen een vuurke stoken, we zullen een pappeke koken, en breng er uw liefste moederke mee, dan zijn we al tevree.’
“Ze zeggen dat ik als klein boeleke ontroostbaar was. Ik kan me voorstellen dat moemoe me dan troostte met dit liedje”
Aruna wil bij de paarden een energetisch veld opbouwen vraagt wie daarin haar moemoe mag representeren.
De representant voor moemoe gaat zitten in de wei, Ilmbjork, de moeder en grootmoeder van de kudde, raakt haar zachtjes aan met haar neus.
Aruna vraagt de vrouw haar hoofd in de schoot van haar moemoe te leggen.
De andere deelnemers staan om hen heen, samen zingen ze het liedje:
‘Klein klein jezuke, ach heb je zulke kou, kom in mijn harteke wonen en maak u daar een schouw, we zullen een vuurke stoken, we zullen een pappeke koken, en breng er uw liefste moederke mee, dan zijn we al tevree.’
Een gouden moment, elke keer dat ze het liedje zingt voor de kindjes op haar werk, zal het ook haar hart verwarmen.
Tot ze geen logopedie meer nodig heeft, tot om het onzegbare uit haar woordeloos bestaan rust heeft gevonden.