GEKERFDE HANDEN

Een vrouw brengt een droom in, ze weet nog maar één beeld.
“Ik word wakker met pijn aan mijn handen, alsof erin gekerfd is. Nog half slapend legt  ze haar handen tegen elkaar en langzaam komt het  droombeeld terug. Er ontstaat er een grote bol tussen mijn handen en weer voel ik hoe de bol in scherven dreigt te vallen. Ik probeer hem bij elkaar te houden en snijd zo in mijn handen. Alles is vol bloed.”
Aruna vraagt waar in de droom ze zich het best met de bol kan verbinden en wat hij in haar wakker maakt. Haar ogen vullen zich met tranen. Ze heeft haar embryootje verloren op drie maanden, een jongetje. Door dit  uit te spreken rollen de tranen over haar wangen.
Ze verontschuldigt zich. Een vriendin van haar is haar kindje verloren op twee jaar en die is al lang terug aan het werk, en zij slaagt er niet in, ze blijft maar huilen. Ze durft niet terug voor een kindje gaan, wil dit nooit meer meemaken.
“Ik denk dat je al heel erg verbonden was met je kindje. ”
Ze knikt, haar lijf ontspant licht.
Als ik naar jou kijk en luister denk ik dat het verdriet om je verloren kindje teruggrijpt naar een ander verdriet.
De vrouw wordt nu heel stil, lijkt te verdwijnen in het niets.
Aruna geeft haar even tijd, vraagt dan: “Waar ben je nu?”
“Mijn moeder zei altijd dat ik te veel zelfmedelijden heb. Maar ik heb helemaal geen zelfmedelijden. Ik ben alleen verdrietig.”
“Als kind ook al?”
Ze knikt.
“Heb ge al gehoord van prenataal tweelingverlies? Heel vroeg in de zwangerschap?”
Het wordt nu heel stil.
“Ik heb altijd naar een tweelingbroer gemist, verlangd, ik weet het niet.”
“Zijt ge zelf te vroeg geboren?”
“Niet veel, een maand.”
“Het is mogelijk dat de tweeling na een maand vertrokken is en dit nog als een menstruatie werd gezien.”
Aruna merkt dat ze zich afsluit voor haar mogelijke uitleg en laat het rusten.
“Kunt ge uw  droom nog eens vertellen?”
Ze spreekt niet, het is ontroerend mooi hoe haar handen als vanzelf beginnen te  kleien.
Aruna vertelt zachtjes de droom:

“Ge wordt wakker met pijn aan uw handen, alsof erin gekerfd is. Nog half slapend legt ge ze  tegen elkaar. Er ontstaat een grote bol tussen uw handen  en weer voelt ge hoe de bol in scherven uiteen dreigt te vallen. Ge probeert hem bij elkaar te houden en snijdt zo in uw handen.”
Haar tranen mengen zich met de klei terwijl een embryootje ontstaat.
Elk deelt waarin het verhaal van deze vrouw hen geraakt heeft, en geeft het aarding. In hun handen ontstaat een hart, een bloem, een schaal… een tranen- en bloedkelkje….
Tussen de uitstekende wortels van de berk vinden ze hun plekje.

De ondergaande zon kleurt het water. Een rood gouden bol.
Ze aarzelt altijd om een droom te duiden, laat hem liever vanuit de beelden zijn werk doen. Het woordje ‘weer’ heeft het hem gemaakt, weer voelt ge hoe de bol in scherven uiteen dreigt te vallen, anders was het haar niet gelukt.
Ze zwemt in het avondlicht, het was goed, het heeft iets in beweging gezet.